Lorsque la mise en observation prend fin, soit à l'expiration du délai de quatre mois prévu au § 2, soit par décision de l'autorité qui l'a ordonnée, le délinquant est réintégré dans une prison désignée par le fonctionnaire de placement et y reste détenu sous les liens du mandat d'arrêt, à moins que son internement immédiat ne soit ordonné conformément à l'article 6.
Na afloop van de observatie, hetzij na het verstrijken van de termijn van vier maanden bedoeld in § 2, hetzij bij beslissing van de autoriteit die ze heeft gelast, wordt de delinquent opnieuw ondergebracht in een gevangenis aangewezen door de plaatsingsambtenaar en blijft aldaar in hechtenis op grond van het bevel tot aanhouding, tenzij overeenkomstig artikel 6 zijn onmiddellijke internering wordt bevolen.