5. Si l'autorité compétente de l'État membre d'accueil a des raisons claires et démontrables d'estimer que le DCT qui fournit des services sur son territoire en application de l'article 21 ne respecte pas les obligations qui lui incombent en vertu des dispositions du présent règlement, elle en fait part à l'autorité compétente de l'État membre d'origine.
5. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een csd die in overeenstemming met artikel 21 diensten verleent binnen haar grondgebied niet aan de verplichtingen voldoet die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van deze bevindingen in kennis.