La thèse défendue dans le rapport au Roi (commentaire de l'article 4, in fine), selon laquelle cette présomption d'acquiescement correspond mutatis mutandis à la présomption de désistement de l'article 21, alinéa 7, des lois coordonnées ou au prononcé d'annulation de l'article 30, § 3, des mêmes lois, ne peut être retenue.
In het verslag aan de Koning (bespreking van artikel 4, in fine) wordt de stelling verdedigd dat dit vermoeden van instemming mutatis mutandis overeenkomt met het vermoeden van afstand van geding, vermeld in artikel 21, zevende lid, van de gecoördineerde wetten, of met de uitspraak van de nietigverklaring, vermeld in artikel 30, § 3, van dezelfde wetten.