Les présidents des chambres siègent seuls en matière de demandes d'aide d'urgence visées à l'article 36, en matière de demandes manifestement irrecevables ou manifestement non fondées, ou lorsqu'ils décrètent le désistement ou raient l'affaire du rôle».
De voorzitters van de kamers houden zitting als enig lid inzake verzoeken om noodhulp als bedoeld in artikel 36, inzake verzoeken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn, of wanneer ze de afstand toewijzen of de zaak van de rol afvoeren».