Or, la loi du 23 mars 1989 dispose en son article 22, alinéa 2, 4º, que la condition d'éligibilité mentionnée à l'article 41, 3º, il faut lire désormais « à l'article 41, alinéa 1, 3º, » à savoir l'obligation imposée aux candidats d'être d'expression française, néerlandaise ou allemande suivant qu'ils se présentent devant le collège électoral français, néerlandais ou germanophone (2), doit être remplie au plus tard au moment de la remise des actes de présentation entre les mains du président du bureau principal de collège.
Artikel 22, tweede lid, 4º, van de wet van 23 maart 1989 bepaalt echter dat aan de verkiesbaarheidsvereiste vermeld in artikel 41, 3º, voortaan moet « artikel 41, eerste lid, 3º » gelezen worden namelijk de verplichting voor de kandidaten om Nederlandstalig, Franstalig of Duitstalig te zijn naargelang zij zich aanmelden voor het Nederlandse, Franse of Duitstalige kiescollege (2), voldaan moet zijn uiterlijk op het ogenblik van de indiening van de voordrachtsakten in de handen van de voorzitter van het collegehoofdbureau.