« Les articles 4, point 6, et 5, point 3, de la décision-cadre 2002/584/JAI du Conseil, du 13 juin 2002, r
elative au mandat d'arrêt européen et aux procédures de remise entre Etats membres, doivent être interprétés en ce sens que, lorsque l'Etat membre d'exécution concerné a mis en oeuvre l'article 5, points 1 et 3, de cette décision-cadre dans son ordre juridique interne, l'exécution d'un mandat d'arrêt
européen délivré aux fins de l'exécution d'une peine prononcée par défaut au sens dudit article 5, point 1, peut être subordonnée à la condition que la personne concernée, ressortissante ou résid
...[+++]ente de l'Etat membre d'exécution, soit renvoyée dans ce dernier afin, le cas échéant, d'y subir la peine qui serait prononcée à son encontre, à l'issue d'une nouvelle procédure de jugement organisée en sa présence, dans l'Etat membre d'émission ».« De artikelen 4, punt 6, en 5, punt 3, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2
002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten moeten aldus worden uitgelegd dat, wanneer de betrokken uitvoerende lidstaat artikel 5, punten 1 en 3, van dit kaderbesluit heeft omgezet in nationaal recht, de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een bij verstek opgelegde straf in de zin van artikel 5, punt 1, afhankelijk kan worden gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene, die de nationaliteit van de uitvoerende lid
...[+++]staat heeft of aldaar verblijft, naar deze lidstaat wordt teruggezonden om in voorkomend geval aldaar de straf te ondergaan die na een nieuwe berechting in zijn aanwezigheid tegen hem zou worden uitgesproken in de uitvaardigende lidstaat ».