21. Si l'État partie estime que, en raison de circonstances exceptionnelles indépendantes de sa volonté, il ne peut pas atteindre le niveau de destruction fixé pour la phase 1, 2 ou 3 de l'ordre de destruction des armes chimiques de la catégorie 1, il peut proposer que ce niveau soit ajusté.
21. Indien een Staat die Partij is bij dit Verdrag wegens bijzondere omstandigheden waarop hij geen invloed heeft, meent dat hij het vernietigingsniveau, genoemd voor Fase 1, 2 of 3 in de volgorde van de vernietiging van chemische wapens van Categorie 1, niet kan bereiken, kan hij wijzigingen in die tijdslimieten voorstellen.