3. Lorsqu'un État membre a connaissance d'une évolution ou d'un incident important qui ne concerne pas son schéma d'identification électronique mais qui pourrait affecter la sécurité d'autres schémas d'identification électronique notifiés, il en informe les autres États membres.
3. Indien een lidstaat constateert dat er belangrijke ontwikkelingen of incidenten hebben plaatsgevonden die niet gerelateerd zijn aan zijn aangemelde stelsel voor elektronische identificatie, maar die van invloed kunnen zijn op de veiligheid van andere stelsels voor elektronische identificatie, licht de lidstaat de andere lidstaten daarover in.