Je suis dès lors convaincu que les institutions européennes ont le devoir de mettre en place une stratégie clairement définie permettant de tirer le meilleur parti des programmes de formation et de mobilité existants (tels que Comenius, Erasmus et Leonardo da Vinci), tout en augmentant la corrélation entre la mise à disposition de formations, les compétences et les exigences et besoins du marché de l’emploi, de manière à garantir une transition plus graduelle et plus sûre entre formation professionnelle et formation en entreprise.
Ik ben dan ook van mening dat het de taak is van de Europese instellingen om een duidelijke strategie op te stellen die het enerzijds mogelijk maakt gebruik te maken van bestaande mobiliteits- en opleidingsprogramma’s (zoals Comenius, Erasmus en Leonardo da Vinci) en anderzijds de aansluiting tussen onderwijsaanbod en vaardigheden en de eisen en behoeftes van de arbeidsmarkt te verbeteren, teneinde de noodzakelijke overgang van het beroepsonderwijs naar het arbeidsleven soepeler en beter te laten verlopen.