Cette loi prévoit encore que lorsque, dans « l'intérêt de sa défense, un État étranger interdit la divulgation d'une invention, objet d'une demande de brevet, le ministre ayant la propriété industrielle dans ses attributions s'abstiendra, sur requête de cet État ou du déposant qui établira la preuve de l'interdiction, de la communiquer au public et de délivrer des copies de sa description, aussi longtemps que durera cette interdiction ».
Deze wet bepaalt ook dat « wanneer een vreemde Staat, in het belang zijner verdediging, de bekendmaking van een uitvinding waarvoor octrooi wordt aangevraagd, verbiedt, zal de minister tot wiens bevoegdheid de nijverheidseigendom behoort, op verzoek van de Staat of van de aanvrager die het bewijs van het verbod levert, er zich van onthouden de uitvinding aan het publiek bekend te maken en afschriften van de beschrijving ervan af te geven, zulks voor de duur van het verbod».