-pour tous les taux de freinage compris entre 0,15 et 0,5, s'il s'agit de véhicules de la catégorie N1(3). Cette condition est également satisfaite si, pour des taux de freinage compris entre 0,15 et 0,30, les courbes d'adhérence utilisées pour chaque essieu se situent entre deux parallèles à la droite d'équiadhérence donnée par les équations k = z + 0,08 et k = z 0,08, ainsi que le montre le diagramme 1 C où la courbe d'adhérence utilisée pour l'essieu arrière peut couper la ligne k = z 0,08 et où, pour des taux de freinage compri
s entre 0,3 et 0,5, elle satisfait à la relation z 7 k 0,08, et entre 0,5 et 0,61, à la relation z 7 0,5 k +
...[+++] 0,21,
Aan deze voorwaarde wordt eveneens geacht te zijn voldaan indien, bij vertragingsfactoren tussen 0,15 en 0,30, de krommen van de benodigde wrijvingscoëfficiënt voor elke as gelegen zijn tussen twee lijnen die evenwijdig zijn aan de ideale lijn van de benodigde wrijvingscoëfficiënt, gegeven door de vergelijkingen k = z + 0,08 en k = z 0,08, zoals weergegeven in dia- gram 1 C waarin de kromme van de benodigde wrijvingscoëfficiënt voor de achteras de lijn k = z 0,08 mag snijden en voor vertragingsfactoren tussen: 0,3 en 0,5 overeenstemt met de relatie z 8 k 0,08; en tussen 0,5 en 0,61 overeenstemt met de relatie z 8 0,5 k + 0,21;