11. estime que les États membres et la Commission doivent œuvrer à la mise en œuvre d'une stratégie d'audit unique pour la gestion partagée des programmes; se félicite, à cet égard, des efforts accomplis par la Commission et certains États membres pour mettre en place des contrats de confiance; estime que ces efforts devraient être couplés à l'exécution d'une procédure de déclaration d'assurance fiable, qui serai
t mise en œuvre annuellement au niveau des autorités compétentes pour les Fonds structurels dans les États membres
et dont le résultat serait ensuite ...[+++] examiné au niveau communautaire; prend acte de la réticence d'un grand nombre d'États membres face à cette déclaration annuelle telle qu'elle a été proposée pour la première fois par la Commission lors d'une réunion des ministres compétents des États membres, le 7 octobre 2002; critique néanmoins le refus manifeste de la Commission d'appuyer ces propositions plus activement;
11. is van mening dat zowel de lidstaten als de Commissie zich in moeten zetten voor d
e invoering van een enkele auditstrategie voor de programma's met gedeeld beheer; begroet in dit verband de inspanningen van de Commissie en bepaalde lidstaten om vertrouwenscontracten te sluiten; is van mening dat deze inspanningen gekoppeld moeten zijn aan de uitvoering van een deugdelijke procedure voor een verklaring van betrouwbaarheid die jaarlijks moet worden toegepast op het niveau van de relevante autoriteiten voor de structuurfondsen binnen de lidstaten, waarna de uitkomst van deze procedure op communautair niveau wordt overgenomen; neemt n
...[+++]ota van de door een groot aantal lidstaten geuite weerstand tegen het idee van een dergelijke jaarlijkse verklaring van betrouwbaarheid, zoals aanvankelijk door de Commissie voorgesteld op een vergadering van de terzake bevoegde ministers van de lidstaten op 7 oktober 2002; neemt echter met afkeuring nota van de getoonde onwil van de Commissie om dergelijke voorstellen actiever door te zetten binnen het comitologiekader;