4. invite les États membres à envisager des incitations fiscales au bénéfice des entreprises qui emploient des travailleurs âgés, afin d'alléger le fardeau qui pèse, d'une part, sur les dépenses publiques et, d'autre part, sur les salariés, sous la forme d'un dégrèvement fiscal de la marge de revenu perçue en sus de la pension, de manière à les aider à rester volontairement sur le marché du travail; engage instamment les États membres à prévoir des politiques souples de sortie du marché du travail et l'introduction de pratiques de formation tout au long de la vie;
4. vraagt de lidstaten om fiscale stimuleringsmaatregelen te overwegen, aan de ene kant voor bedrijven die oudere werknemers in dienst hebben teneinde de druk op de overheidsfinanciën te verlichten, en aan de andere kant voor werknemers in de vorm van belastingverlaging voor het marginale inkomen dat ze naast hun pensioen ontvangen teneinde het voor deze werknemers makkelijker te maken om op vrijwillige basis op de arbeidsmarkt te blijven; dringt er bij de lidstaten op aan een flexibel beleid toe te passen op diegenen die de arbeidsmarkt verlaten en de opleidingspraktijk van een leven lang leren te introduceren;