3. Les États membres font en sorte que les employeurs soient réputés avoir respecté leur obligation au titre du paragraphe 1, point a), sauf si le document présenté en tant que permis de séjour ou autre autorisation de séjour valide présente des anomalies qui ne pouvaient échapper à un employeur raisonnablement attentif ou s'il est établi que l'employeur ne pouvait raisonnablement ignorer la falsification du document en question.
3. De lidstaten zien erop toe dat werkgevers worden geacht aan hun verplichting krachtens lid 1, onder a), te hebben voldaan behalve indien het document dat als geldige verblijfsvergunning of andere verblijfsmachtiging overgelegd is, anomalieën vertoont die door een redelijk aandachtige werkgever niet over het hoofd konden worden gezien, danwel indien is aangetoond dat de werkgever redelijkerwijs bemerkt moet hebben dat het om een vervalst document ging.