— Lorsqu'il existe des motifs raisonnables ou des présomptions de croire que plusieurs personnes identifiées ou non identifiées, en fonction de leurs comportements, d'indices matériels ou des circonstances, se préparent à commettre une infraction visée aux articles 1 ou 1 /1, le bourgmestre peut, par ordonnance de police, interdire l'attroupement de ces personnes et prendre toutes les mesures nécessaires pour empêcher la perpétration des infractions.
— Indien er redelijke gronden of vermoedens zijn om aan te nemen dat meerdere geïdentificeerde of niet-geïdentificeerde personen, op grond van hun gedragingen, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, voorbereidingen treffen om een misdrijf te plegen bedoeld in de artikelen 1 of 1/1, kan de burgemeester bij politieverordening de samenscholing van deze personen verbieden en alle nodige maatregelen treffen om het plegen van de misdrijven tegen te gaan.