En effet, il considère que si le principe de la publicité des audiences se justifie dans un souci de protéger le justiciable contre une justice secrète échappant au contrôle du public, d'assurer un procès équitable ou, encore, de contribuer à préserver la confiance des citoyens dans les cours et tribunaux, « le législateur peut soustraire toute une catégorie d'affaires du champ d'application de cette règle générale lorsque cela est jugé nécessaire à la protection de la morale, de l'ordre public ou de la sécurité nationale ou pour préserver les intérêts de mineurs et la vie privée des parties » (2) .
De Raad oordeelt immers dat, hoewel de openbaarheid van de terechtzittingen verantwoord is om de rechtzoekende te beschermen tegen een geheime rechtspraak die aan het toezicht van het publiek ontsnapt, om een billijk proces te waarborgen, of nog om het vertrouwen van de burgers in de hoven en rechtbanken te helpen behouden, « de wetgever een hele categorie van zaken kan onttrekken aan het toepassingsgebied van deze algemene regel wanneer dit noodzakelijk wordt geacht voor de bescherming van de goede zeden, de openbare orde of 's lands veiligheid, of om de belangen van minderjarigen en het privéleven van de partijen te beschermen » (2) .