Compte tenu de la place du droit à se défendre soi-même dans la jurisprudence de la Cour européenne des droits de l'homme (17) et de l'enjeu essentiel que peut représenter pour la personne condamnée l'acte par lequel elle invite la Cour de cassation à s'assurer du respect des règles de droit par la décision qui l'a condamnée, la question se pose de savoir si la justification avancée par les auteurs de la proposition de loi résisterait à un éventuel contrôle de la Cour européenne, de la Cour de cassation et de la Cour constitutionnelle.
Gezien de plaats die het recht om zichzelf te verdedigen inneemt in de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (17) en het wezenlijke belang dat de handeling waarbij een veroordeelde het Hof van Cassatie vraagt na te gaan of de beslissing waarbij hij veroordeeld is de rechtsregels in acht genomen heeft, voor die veroordeelde kan hebben, rijst de vraag of de verantwoording die de indieners van het wetsvoorstel naar voren schuiven, een eventuele toetsing door het Europees Hof, het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof zou doorstaan.