La loi du 11 juin 1964 a instauré au bénéfice des victimes de tels accidents un régime mixte dans lequel les victimes et leurs ayants droit, d'une part, conservent le bénéfice de l'indemnisation forfaitaire qui constitue un minimum acquis, sans devoir prouver une faute éventuelle de l'auteur de l'accident, et, d'autre part, peuvent obtenir réparation pour le reste du dommage dont il pourrait être démontré, selon les règles du droit commun, qu'il a été causé par la faute d'un tiers, même si ce dernier appartient à la même entreprise (ibid. ).
De wet van 11 juni 1964 voerde ten voordele van de slachtoffers van dergelijke ongevallen een gemengd stelsel in waardoor de slachtoffers en hun rechthebbenden, enerzijds, hun aanspraak op de forfaitaire vergoeding, die als een minimumuitkering zou gelden, behouden zonder dat hun de bewijslas
t werd opgelegd ten aanzien van de eventuele schuld van de persoon die het ongeval heeft veroorzaakt, en, anderzijds, een vergoeding kunnen verkrijgen voor de overige schade waarvan, volgens de regels van het gemeen recht, zou kunnen worden aangetoond dat zij veroorzaakt is door de schuld van een derde, zelfs zo deze laatste tot dezelfde onderneming
...[+++]behoort (ibid. ).