L'inconstitutionnalité alléguée dans le troisième moyen découlerait, selon les parties requérantes, de la violation des articles 10, 11 et 23 de la Constitution, combinés ou non avec diverses autres dispositions constitutionnelles, dispositions internationales et principes généraux de droit, en ce que la compétence du Conseil pour les contestations des autorisations serait restreinte pour entretenir une correspondance directe avec toutes les parties et administrations et pour demander tous les documents et informations relatifs aux affaires sur lesquelles il doit se prononcer.
De in het derde middel aangevoerde ongrondwettigheid zou, volgens de verzoekende partijen, voortvloeien uit de schending van de artikelen 10, 11 en 23 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met diverse andere grondwetsbepalingen, internationale bepalingen en algemene rechtsbeginselen, omdat daardoor de bevoegdheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen zou worden beperkt om briefwisseling te voeren met de partijen en besturen, en om alle documenten en inlichtingen omtrent de zaken waarover hij zich dient uit te spreken, op te vragen.