Par des négociations (le «Kohlerunde») entre le gouvernement fédéral et les parties au contrat du siècle, le volume des achats minimaux a été porté pour la dernière période (1991-1995) à 40,9 millions de tec par an (ce qui correspond à environ 41,5 millions de tonnes de houille), dont 34,4 millions de tec pour les entreprises publiques de production d'électricité et 6,5 millions de tec pour les autoproducteurs industriels.
Na onderhandelingen tussen de Bondsregering en de partijen bij het "Jahrhundertvertrag" is in het kader van de "Kohlerunde 1989" voor de periode van 1991 tot en met 1995 de jaarlijks minimaal verplicht af te nemen hoeveelheid op 40,9 miljoen tske (tonnen steenkoolequivalent) bepaald (omgerekend omstreeks 41,5 miljoen ton steenkool). Daarvan is 34,4 miljoen tske bestemd voor de elektriciteitsbedrijven en 6,5 miljoen tske voor de industriële ondernemingen die voor eigen gebruik elektriciteit produceren.