De Raad van State gaat ervan uit dat machti
gingswetten als die welke ons vandaag bezighoudt mogelijk zijn op voorwaarde dat verschillende voorwaarden zijn voldaan en met name dat de machtiging beperkt moet zijn in de tijd, dat de toegewezen bevoegdheden voldoende zijn omschreven en tenslotte dat de maatregelen die de Koning zou nemen binnen de normaal aan de wetgever voorbehouden bevoegdheden op korte termijn dienen te worden
bekrachtigd en dat deze bekrachtiging uitwerking heeft ab initio of vanaf de datum van inwerkingtreding van he
...[+++]t bekrachtigde besluit.