A. considérant que la Convention des Nations unies relative aux droits de l'enfant, entrée en vigueur en Belgique le 16 décembre 1991, indique dans son a
rticle 27 que « Les États parties reconnaissent le droit de tout enfant à un niveau de vie suffisant pour permettre son développement physique, mental, spirituel, moral et social » et que « C'est aux parents ou autres personnes ayant la charge de l'enfant qu'incombe au premier chef la responsabilité d'assurer, dans les limites de leurs possibilités et de leurs moyens financiers, les conditions de vie nécessaires au développement de l'enfant », to
...[+++]ut en précisant que les États adoptent les mesures appropriées pour « aider les parents à mettre en œuvre ce droit et offrent, en cas de besoin, une assistance matérielle et des programmes d'appui (...) »; A. overwegende dat het Verdr
ag van de Verenigde Naties inzake de Rechten van het Kind, dat in België op 16 december 1991 in werking is getreden, in artikel
27 bepaalt dat « De Staten die partij zijn, [.] het recht [erkennen] van ieder kind op een levensstandaard die toereikend is voor een goede lichamelijke, geestelijke, intellectuele, zedelijke en sociale ontwikkeling van het kind », en dat « De ouders of anderen die verantwoordelijk zijn voor het kind, [.] de primaire verantwoordelijkheid [hebben] voor het waarborgen, naar vermogen
...[+++]en binnen de grenzen van hun financiële mogelijkheden, van de levensomstandigheden die nodig zijn voor de ontwikkeling van het kind », en eraan toevoegt dat de Staten passende maatregelen nemen om « ouders te helpen dit recht te verwezenlijken en, indien de behoefte daaraan bestaat, voorzien in programma's voor materiële bijstand en ondersteuning [.] »;