A. considérant que l'Union européenne promeut la dignité humaine et reconnaît le droit de chacun d'avoir accès à la prévention sanitaire et aux soins médicaux; que l'article 168, paragraphe 7, du traité sur le fonctionnement de l'Union européenne établit clairement que les États membres sont responsables de l'organisation, de la gestion et de la fourniture des services de santé et des soins médicaux, ainsi que de l'allocation des ressources; et qu'il est essentiel que les personnes âgées aient le droit de mener leur vie dans la dignité et dans l'indépendance et de prendre part à la vie sociale et culturelle;
A. overwegende dat de Europese Unie de menselijke waardigheid bevordert en het recht erkent van elke persoon op toegang tot preventieve gezondheidszorg en geneeskundige behandeling en dat artikel 168, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie duidelijk bepaalt dat de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de organisatie, het beheer en de verstrekking van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, alsmede de allocatie van de daaraan toegewezen middelen; overwegende dat het essentieel is dat bejaarden recht hebben op een waardig en onafhankelijk leven en op deelname aan het sociale en culturele leven;