Art. 3. Comme prévu au chapitre IV - Formation - article 8, deuxième alinea de la convention collective du travail du 2 avril 1999, conclue au sein de la Commission paritaire de l'industrie textile et de la bonneterie, relative à l'accord sectoriel 1999-2000, les employeurs sont, pour les années 1999 et 2000 redevables d'un effort de 0,10 p.c. calculé sur la base de la rémunération globale des travailleurs(euses), comme prévu à l'article 23 de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs(euses) et aux arrêtés d'exécution de cette loi, au Fonds social et de garantie de l'industrie textile et de la bonneterie.
Art. 3. Zoals voorzien in hoofdstuk IV - Vorming en opleiding - artikel 8, tweede alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectorieel akkoord 1999-2000, zijn de werkgevers voor de jaren 1999 en 2000 een inspanning van 0,10 pct. verschuldigd berekend op grond van het volledig loon van de arbeiders(sters), zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, aan het Waarborg- en Sociaal Fonds uit de textiel- en breigoednijverheid.