Conscient que l'administration ne pouvait examiner chaque situation de vie particulière, le législateur a opté pour un système de présomption d'existence d'un ménage lorsque deux ou plusieurs personnes sont domiciliées à la même adresse, en laissant toutefois la possibilité à l'intéressé de démontrer par tous les moyens possibles que la situation de fait se distingue de la situation juridique dont témoigne le registre national (ibid., p. 92).
Zich ervan bewust dat de administratie onmogelijk elke afzonderlijke feitelijke levenssituatie kon uitpluizen, heeft de wetgever geopteerd voor een systeem van vermoeden van het bestaan van een huishouden wanneer twee of meer personen op hetzelfde adres zijn gedomicilieerd, waarbij echter aan de betrokkene de mogelijkheid wordt gelaten om met alle mogelijke middelen aan te tonen dat de feitelijke toestand afwijkt van de juridische, zoals die blijkt uit het Rijksregister (ibid., p. 92).