1. Lorsque certaines particularités topographiques, et notamment les haies, les fossés et les murs, font traditionnellement partie d
es bonnes pratiques agricoles de culture ou d’utilisation en usage sur la surface agricole dans certaines régions, les États membres peuvent décider que la surface correspondante est considérée comme une partie de la surface admissible d’une parcelle agricole au sens de l’article 67, paragraphe 4, point a), du règlement (UE) no 1306/2013, po
ur autant qu’elle n’excède pas une largeur totale à déterminer pa
...[+++]r l’État membre concerné.
1. Wanneer bepaalde landschapselementen, met name heggen, sloten en muren, traditioneel deel uitmaken van goede agrarische teelt- of gebruikpraktijken op landbouwareaal in bepaalde regio’s, kunnen de lidstaten besluiten dat het door die elementen ingenomen areaal moet worden aangemerkt als deel van de subsidiabele oppervlakte van een landbouwperceel in de zin van artikel 67, lid 4, onder a), van Verordening (EU) nr. 1306/2013, op voorwaarde dat het betrokken areaal een door de lidstaten te bepalen totale breedte niet overschrijdt.