Le Conseil d'État reconnaît pourtant que le droit belge est conforme aux principes de compétence définis par le Protocole, puisque le Protocole ne proscrit pas une extension de la compétence territoriale des juridictions des États parties au Protocole au-delà des exigences fixées fixée par les articles 4 § 3 et 5 § 5 du Protocole.
De Raad van State erkent evenwel dat het Belgische recht overeenstemt met de bevoegdheidsbeginselen als omschreven in het Protocol, aangezien het een uitbreiding van de territoriale bevoegdheid van de Staten die partij zijn bij het Protocol, welke de vereisten bedoeld in de artikel 4, derde lid, en 5, vijfde lid, van het Protocol te boven gaat, niet verbiedt.