Il s’ensuit que, lorsqu’en vertu et dans le respect des dispositions de la directive 2004/38 relatives à un droit de séjour de plus de trois mois, un citoyen de l’Union a séjourné de manière effective dans un autre État membre et qu’une vie de famille s’est, à cette occasion, développée ou consolidée dans cet État, l’effet utile de l’article 21 TFUE exige que la vie de famille menée dans l’État membre d’accueil puisse être poursuivie lorsque le citoyen retourne dans son État d’origine.
Daaruit volgt dat wanneer een burger van de Unie, krachtens en onder eerbiediging van de bepalingen van richtlijn 2004/38 inzake een verblijfsrecht van meer dan drie maanden, daadwerkelijk in een andere lidstaat heeft verbleven en daarbij in die lidstaat een gezinsleven heeft opgebouwd of bestendigd, de nuttige werking van artikel 21 VWEU vereist dat het in de gastlidstaat geleide gezinsleven kan worden voortgezet wanneer de burger terugkeert naar zijn lidstaat van oorsprong.