1. Dans une procédure administrative d’opposition, lorsque, à la date de dépôt ou à la date de priorité de la marque postérieure, la période de cinq ans durant laquelle la marque antérieure devait faire
l’objet d’un usage sérieux, tel que prévu à l’article 16, a expiré, le titulaire de la marque antérieure qui a formé opposition doit, sur requête du demandeur, fournir la preuve que la marque antérieure a fait
l’objet d’un usage sérieux, tel que prévu à l’article 16, durant la période de cinq ans ayant précédé la date de dépôt ou la da
...[+++]te de priorité de la marque postérieure ou qu’il existait de justes motifs pour son non-usage.1. Wanneer in een administratieve oppositieprocedure op de datum van indiening of voorrang van het jongere merk de periode van vijf jaar was verstreken waarbinnen het oudere merk normaal moet zijn gebruikt als bedoeld in artikel 16, levert de houder van het oudere merk die oppositie heeft ingesteld, op verzoek van de aanvrager het bewijs dat het oudere merk normaal is gebruikt als bedoeld in artikel 16 in de periode van vijf jaar voor de datum van indiening of voorrang van het jongere merk, dan wel dat er geldige redenen voor het niet-gebruiken bestonden.