Le législateur a raisonnablement pu considérer qu'à l'instar du régime applicable aux fonctionnaires, l'expérience acquise dans le secteur privé ou en tant qu'indépendant pouvait aussi être prise en compte pour fixer l'ancienneté des magistrats, dès lors que cette expérience était devenue, au 1 octobre 1993, un élément des conditions de nomination des magistrats, fixées par l'article 194 du Code judiciaire.
De wetgever vermocht in redelijkheid te oordelen dat, naar het voorbeeld van de regeling voor de ambtenaren, ook voor de magistraten de ervaring uit de privésector of als zelfstandige bij het bepalen van de anciënniteit in overweging kon worden genomen nu die ervaring op 1 oktober 1993 een onderdeel was geworden van de voorwaarden voor de benoeming van magistraten zoals bepaald in artikel 194 van het Gerechtelijk Wetboek.