La juridiction a quo, suivant en cela la jurisprudence et la doctrine dominantes, considère que la rémunération à prendre en compte pour fixer le délai de préavis en application de l'article 82, §§ 2 et 3, de la loi relative aux contrats de travail est la rémunération annuelle réelle, sans qu'il faille appliquer, pour les emplois à temps partiel, une règle de proportionnalité en vue de déterminer la rémunération annuelle fictive qui correspondrait à un emploi à temps plein.
In de lijn van de heersende rechtspraak en rechtsleer gaat het verwijzende rechtscollege ervan uit dat voor het bepalen van de loongrens in artikel 82, §§ 2 en 3, van de arbeidsovereenkomstenwet met het oog op het vaststellen van de opzegtermijn, rekening moet worden gehouden met het reële loon op jaarbasis, zonder dat voor niet-voltijdse betrekkingen een evenredigheidsregel wordt toegepast om het hypothetische jaarloon te bepalen dat zou overeenstemmen met een voltijdse betrekking.