Les parties requérantes reprochent en substance au législateur ordonnanciel d'avoir violé leur droit de propriété et d'avoir agi de façon discriminatoire, en traitant, sans justification raisonnable, des situations comparables de façon différente ou, au contraire, des situations qui n'étaient pas comparables de façon identique.
De verzoekende partijen verwijten de ordonnantiegever in hoofdzaak hun eigendomsrecht te hebben geschonden en op discriminerende wijze te hebben gehandeld door, zonder redelijke verantwoording, vergelijkbare situaties op verschillende wijze te hebben behandeld of, integendeel, niet-vergelijkbare situaties identiek te hebben behandeld.