Le Conseil d'État a toutefois jugé que le fait d'ajouter, dans la définition proposée, que l'importance des crimes et délits doit être « considérable » ne donne pas au juge une indication assez rigoureuse pour contourner son pouvoir dans des limites fermes et prévisibles, comme l'exigent les articles 12, deuxième alinéa, et 14 de la Constitution (op. cit., p. 14).
De Raad van State heeft echter geoordeeld dat door in de voorgestelde definitie toe te voegen dat die betekenis « aanzienlijk » moet zijn, de tekst de rechter geen voldoende strikte aanwijzing geeft om zijn bevoegdheid binnen vaste en voorspelbare grenzen te houden, zoals door de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet wordt gevergd (op. cit. , blz. 14).