Si les modalités pour des procédures communes d'autorisation et la reconnaissance mutuelle des autorisations délivrées ont été établies, les autorités nationales de sécurité des États membres qui disposent de réseaux ferroviaires isolés peuvent continuer à délivrer des autorisations de véhicule, et le demandeur peut choisir de demander l'autorisation de véhicule soit à l'Agence, soit aux autorités nationales de sécurité compétentes, y compris au-delà de la période de transition visée à l'article 50 bis.
Indien de regelingen voor gemeenschappelijke vergunningsprocedures en wederzijdse erkenning van voertuigvergunningen zijn vastgesteld, mogen de nationale veiligheidsinstanties van de lidstaten met een geïsoleerd spoorwegnet vergunningen voor voertuigen blijven afgeven en kunnen de aanvragers na afloop van de in artikel 50 bis vastgestelde overgangsperiode kiezen of zij een voertuigvergunning aanvragen bij het Bureau of bij de desbetreffende nationale veiligheidsinstanties.