(6) Les extrémités du filament sont définies comme les points où la projection de la partie extérieure des spires terminales la plus proche ou la plus éloignée du culot coupe une ligne parallèle à la ligne ZZ, à une distance de 7,1 mm de celle-ci, la direction d'observation étant définie par D (feuille H2/1) (Des instructions particulières sont à l'étude pour les filaments bispiralés).
(6) De uiteinden van de gloeidraad worden gedefinieerd als de snijpunten van de projectie van het buitenste deel van de uiteinden van de spiralen dat het dichtst bij of het verst verwijderd is van de lampvoet, met een lijn evenwijdig aan lijn Z-Z op een afstand van 7.1 mm hiervan; de meetrichting is aangegeven door D (blad H2/1) (Voor dubbelspiraalgloeidraden worden nog aanvullende instructies bestudeerd.)