L'exclusion du droit de faire reconnaître un enfant par un homme autre que le
mari de la mère en dehors des circonstances précitées se justifie par le souci de garantir la paix des familles - si ni le mari ni la mère ne contestent la présomption de paternité légale -, par celui d'assurer à l'enfant la plus grande stabilité juridique possible dans l'
établissement de la filiation - afin d'éviter le risque d'en être privé - et, enfin, par la sécurité juridique, en ce que celle-ci exclut « tout arbitraire concernant l'autorisation ou non
...[+++]de cette reconnaissance ».
De uitsluiting van het recht om een kind te laten erkennen door een andere man dan de echtgenoot van de moeder buiten de voormelde omstandigheden, wordt verantwoord door de zorg om de rust in de gezinnen te waarborgen - indien noch de echtgenoot, noch de moeder het vermoeden van wettelijk vaderschap betwisten -, door de zorg om aan het kind de grootst mogelijke juridische stabiliteit bij het vaststellen van de afstamming te verzekeren - teneinde het risico te vermijden dat het ervan verstoken blijft - en, ten slotte, door de rechtszekerheid, doordat die « elke willekeur betreffende het al dan niet toestaan van die erkenning » uitsluit.