Eu égard au texte de la disposition en cause, d'une part, et à ce qui a été exposé en B.3.1 et B.3.2, d'autre part, le délai imparti à celui qui revendique la filiation pour contester une reconnaissance mensongère ne peut débuter que lorsqu'il a découvert qu'il est le père de l'enfant et après cette reconnaissance mensongère.
Gelet op de tekst van de in het geding zijnde bepaling, enerzijds, en op wat werd uiteengezet in B.3.1 en B.3.2, anderzijds, mag, voor de persoon die de afstamming opeist, de termijn om een leugenachtige erkenning te betwisten pas ingaan wanneer hij heeft ontdekt dat hij de vader is van het kind en pas nadat die leugenachtige erkenning heeft plaatsgevonden.