Cela reflète l'obligation pour les États membres d'accorder des priorités dans des budgets restreints, mais également leur ambiguïté quant au financement de l'éducation : les gouvernements cherchent à déplacer une partie de la charge, notamment pour la formation et l'éducation professionnelle, vers les individus et les employeurs, alors qu'à l'inverse, ceux-ci réclament davantage des pouvoirs publics.
De lidstaten zien zich immers gedwongen binnen steeds krappere begrotingsmarges hun prioriteiten te verleggen, maar geven daarmee tevens blijk van een ambigue houding ten aanzien van de financiering van leerbehoeften, in die zin dat de regeringen de kosten van met name beroepsonderwijs en -opleiding ten dele willen afschuiven op particulieren en werkgevers, terwijl dezen op hun beurt juist meer van hun respectieve overheden verwachten.