A défaut du conjoint cohabitant, les arrérages échus et non-payés, y compris la prestation du mois du décès, sont liquidés d'office aux enfants avec qui le bénéficiaire vivait au moment de son décès pour autant que le bénéficiaire n'était pas décédé à la date d'émission de l'assignation postale ou de la date d'exécution du paiement auprès du système national de compensation en cas de paiement sur un compte personnel ouvert auprès d'un organisme financier.
Bij ontstentenis van een samenwonende echtgenoot, worden de vervallen en niet-uitbetaalde termijnen, met inbegrip van de uitkering voor de maand van overlijden, van ambtswege uitgekeerd aan de kinderen met wie de gerechtigde op het ogenblik van zijn overlijden samenleefde voor zover de gerechtigde niet overleden was op de uitgiftedatum van de postassignatie of de uitvoeringsdatum in het nationaal compensatiesysteem bij uitbetaling op een persoonlijke rekening bij een financiële instelling.