Les États membres peuvent déterminer, en fonction de leur droit national et de leur pratique nationale, ce qui constitue un préjudice grave, comme le fait d’arrêter des services de réseau présentant un intérêt public important, ou de causer des coûts financiers majeurs ou la perte de données à caractère personnel ou d’informations sensibles.
De lidstaten kunnen bepalen wat overeenkomstig hun nationaal recht en hun nationale praktijk onder ernstige schade wordt verstaan, zoals de ontregeling van systeemdiensten van groot openbaar nut, het veroorzaken van aanzienlijke financiële schade of het verlies van persoonsgegevens of gevoelige informatie.