Considérant que la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financ
ier et aux services financiers assigne d'une part à la CBF un nombre important de nouvelles tâches et réorganise d'autre part le mode de fonctionnement de la CBF; que, partant, la loi implique une révision des frais de fonctionnement de la CBF; que certaines disposition
s de cette loi sont déjà entrées en vigueur (cf. les art. 70 ss. relatifs à l'auditorat); que notamment, l'article 56 est entré en vigueur au 1 novembre 2002 afin précisément de permett
...[+++]re une adaptation en temps utile du régime de couverture des frais de fonctionnement aux nouvelles tâches; que les dispositions de la loi qui prévoient un transfert de compétences des autorités de marché vers la CBF devraient entrer en vigueur à très court terme; qu'une révision de l'arrêté royal du 8 décembre 1997 est par conséquent d'une urgence absolue afin de garantir à la CBF les moyens de fonctionnement nécessaires à l'exercice de ses nouvelles tâches; Que l'urgence est en outre motivée par la nécessité de préserver l'équilibre du système de financement de la CBF qui implique une modification sans tarder du régime des contributions à acquitter par les organismes de placement collectif, compte tenu des données et estimations sur l'ampleur de l'appel à l'épargne par ces organismes; Overwegende dat de wet van 2 augustus 2002 betreffende
het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten enerzijds aan de CBF een belangrijk aantal nieuwe taken toewijst en anderzijds haar werking herorganiseert; dat de wet bijgevolg een herziening van de werkingskosten van de CBF met zich brengt; dat sommige bepalingen van deze wet reeds in werking getreden zijn (cf. onder meer art. 70 e.v. met betrekking tot het auditoraat); dat onder meer artikel 56 op 1 november 2002 in werking is getreden om een tijdige aanpassing van de dekking van de werkingskosten aan de nieuwe taken van de CBF te kunnen bewerkstelligen; dat de b
...[+++]epalingen van de wet die in een overdracht van bevoegdheden van de marktautoriteiten naar de CBF voorzien op zeer korte termijn in werking zouden moeten treden; dat een herziening van het koninklijk besluit van 8 december 1997 bijgevolg hoogdringend is, teneinde de CBF voor de uitoefening van haar nieuwe taken van de nodige werkingsmiddelen te voorzien; Dat de dringende noodzakelijkheid bovendien wordt gemotiveerd door de noodzaak het evenwicht in het financieringssysteem van de CBF te behouden wat veronderstelt dat de bijdrageregeling voor de instellingen voor collectieve belegging zonder verwijl wordt gewijzigd, rekening houdend met gegevens en ramingen over de omvang van het beroep op het spaarwezen door deze instellingen;