Toutefois, lorsqu'une enquête effectuée par une administration fiscale fait apparaître des éléments concrets permettant de présumer l'existence ou la préparation de fraude fiscale, le directeur général de cette administration peut, avec l'accord de l'administrateur général des impôts et l'administrateur général adjoint des impôts, demander à la Commission de lui communiquer tous documents quelconques qu'elle détient et tous renseignements jugés nécessaires pour assurer l'établissement ou la perception des impôts établis par l'État.
Wanneer een onderzoek verricht door een fiscale administratie evenwel concrete elementen aan het licht brengt die vermoedelijk wijzen op het bestaan of op de voorbereiding van een fiscale fraude, kan de directeur-generaal van die administratie met instemming van de administrateur-generaal van de belastingen en van de adjunct-administrateur-generaal van de belastingen aan de Commissie vragen hem alle documenten over te leggen die zij in haar bezit heeft, alsook alle inlichtingen die hij nuttig acht om de vaststelling en de inning van de belastingen door de Staat te waarborgen.