Le Gouvernement flamand ne voit dès lors « aucune raison de ne pas maintenir cette jurisprudence, tant que celle-ci ne permettrait pas de conclure à tort - que l'autorité fédérale aurait été autorisée à s'arroger, pour juger de la qualité du service fourni au consommateur, l'appréciation qui, en vertu des règles qui sont établies par la Constitution ou en vertu de celle-ci pour déterminer les compétences respectives de l'Etat, des communautés et des régions, revient exclusivement aux communautés et régions ».
De Vlaamse Regering ziet dan ook « geen redenen om die rechtspraak niet te handhaven, zolang daaruit niet zou worden afgeleid - ten onrechte - dat het de federale overheid zou zijn toegestaan zich bij de beoordeling van de kwaliteit van de aan de consument verstrekte dienst het oordeel aan te matigen dat krachtens de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten, exclusief aan de gemeenschappen en gewesten toekomt ».