« L'article 57, § 2, de la loi du 8 juillet 1976 organique des centres publics d'aide sociale, modifié par l'article 65 de la loi du 15 juillet 1996 et par le
s arrêts rendus par votre haute institution les 22 avril 1998, 21 octobre 1998 et 30 juin 1999 viole-t-il ou non les articles 10 et 11 de la Constitution, lus conjointement avec les articles 23 et 191 de la Constitution, l'article 11.1 du Pacte international de New York du 19 décembre 1996 [lire : 1966] relatif aux droits économiques, sociaux et culturels et l'article 3 de la Convention de Rome du 4 novembre 1950 de sauvegarde des droits de l'ho
mme et des libertés ...[+++]fondamentales, en ce qu'il traite de la même manière deux catégories distinctes d'étrangers, soit avec une suffisante justification raisonnable, soit sans une telle justification, l'étranger qui séjourne illégalement dans le Royaume susceptible d'être amené à quitter le territoire sur ordre de l'autorité publique et l'étranger, également démuni de titre de séjour mais demandeur en régularisation dans le cadre de la loi du 22 décembre 1999 et qui ne peut être éloigné du territoire en application de l'article 14 de cette même loi ?« Schendt artikel 57, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende
de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij artikel 65 van de wet van 15 juli 1996 en bij de arresten van Uw hoog rechtscollege van 22 april 1998, 21 oktober 1998 en 30 juni 1999, al dan niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 23 en 191 van de Grondwet, artikel 11.1 van het Internationaal Verdrag van New York van 19 december 1996 [lees : 1966] inzake economische, sociale en culturele rechten en artikel 3 van het Verdrag van Rome van 4 november 1950 tot bescherming van de rechte
n van de m ...[+++]ens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het twee afzonderlijke categorieën van vreemdelingen, hetzij met een voldoende en redelijke verantwoording, hetzij zonder een dergelijke verantwoording, op dezelfde wijze behandelt, namelijk de vreemdeling die illegaal in het Rijk verblijft en ertoe kan worden gebracht op bevel van de overheid het grondgebied te verlaten, en de vreemdeling die evenmin een verblijfsvergunning bezit, maar in het kader van de wet van 22 december 1999 een regularisatieaanvraag heeft ingediend en die met toepassing van artikel 14 van diezelfde wet niet van het grondgebied kan worden verwijderd ?