La Cour d'arbitrage, dans le cadre de quatre questions préjudicielles jointes, s'est récemment prononcée en ce sens que le législateur peut faire une différence en matière de prescription selon que l'action du travailleur a un fondement contractuel (de sorte que le délai de prescription en l'occurrence un an prévu à l'article 15 de la loi sur les contrats de travail s'applique) ou est fondée sur l'infraction que constituent les manquements de l'employeur (arrêt nº 13/97, Moniteur belge, p. 14522).
Het Arbitragehof heeft in die zin recent beslist, naar aanleiding van vier samengevoegde prejudiciële vragen, dat de wetgever een onderscheid mag maken inzake verjaring naargelang de vordering van de werknemer een contractuele basis heeft (zodat de (in casu eenjarige) verjaringstermijn uit artikel 15 van de arbeidsovereenkomstenwet van toepassing is), dan wel wordt ingesteld op grond van het misdrijf dat de tekortkoming vormt in hoofde van de werkgever (arrest nr. 13/97, Belgisch Staatsblad , blz. 14522).