De cette manière, deux catégories d'organisations publiques et privées seraient traitées différemment, sans qu'existe pour ce faire une justification raisonnable : d'une part, les organisations n'ayant pas pour fondement une conviction religieuse ou philosophique, qui seraient confrontées à une interdiction totale de discriminer, et, d'autre part, les organisations ayant pour fondement une conviction religieuse ou philosophique et qui pourraient établir une distinction directe fondée sur une conviction religieuse ou philosophique.
Aldus zouden twee categorieën van publieke en particuliere organisaties verschillend worden behandeld, zonder dat hiervoor een redelijke verantwoording zou bestaan : enerzijds, de organisaties waarvan de grondslag niet op geloof of levensbeschouwing is gebaseerd, ten aanzien waarvan een absoluut discriminatieverbod zou gelden, en, anderzijds, de organisaties waarvan de grondslag op geloof of levensbeschouwing is gebaseerd, en die een direct onderscheid op grond van geloof of levensbeschouwing zouden mogen maken.