Lorsque les côtes de deux États sont adjacentes ou se font face, ni l'un ni l'autre de ces États n'est en droit, sauf accord contraire entre eux, d'étendre sa mer territoriale au-delà de la ligne médiane dont tous les points sont équidistants des points les plus proches des lignes de base à partir desquelles est mesurée la largeur de la mer territoriale de chacun des deux États.
In gevallen waarin de kusten van twee Staten tegenover elkaar zijn gelegen of aan elkaar grenzen, is, indien er geen overeenkomst tussen hen bestaat waarin anders wordt bepaald, geen van beide Staten gerechtigd zijn territoriale zee uit te strekken tot voorbij de middellijn waarvan elk punt even ver is verwijderd van de dichtsbijgelegen punten van de basislijnen vanwaar de breedte van de territoriale zee van elk der twee Staten wordt gemeten.