Dans son arrêt du 2 mars 1987, la Cour européenne des droits de l'homme a estimé que le système électoral qui entraîne la nécessité, pour les minorités linguistiques, d'accorder leurs suffrages à des personnes qui sont aptes et prêtes à user de la langue de leur région ne menace pas forcément les intérêts de ces minorités, surtout pas lorsque l'ordre politique et juridique fournit diverses garanties.
In zijn arrest van 2 maart 1987 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat het kiesstelsel dat voor taalminderheden de noodzaak meebrengt hun stemmen toe te kennen aan personen die bekwaam en bereid zijn om de taal van hun gebied te gebruiken geen noodzakelijke bedreiging is voor de belangen van die minderheden, vooral niet wanneer de politieke en juridische ordening allerlei waarborgen biedt.