L'article 14, alinéa 1, de la loi du 30 avril 1951 sur les baux commerciaux, modifiée par la loi du 29 juin 1955, en tant qu'il impose un formalisme strict sous peine, pour le preneur, de déchéance de son droit au renouvellement et de nullité de sa demande de renouvellement, ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution.
Artikel 14, eerste lid, van de wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten, gewijzigd bij de wet van 29 juni 1955, in zoverre het strenge vormvoorschriften oplegt op straffe, voor de huurder, van verval van zijn recht op hernieuwing en nietigheid van zijn aanvraag tot hernieuwing, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.