En effet, comme il est indiqué en B.11, la cohabitation de fait ne crée juridiquement aucune forme de solidarité patrimoniale des partenaires, de sorte qu'on ne peut considérer que cette situation de fait induit comme telle un intérêt économique, direct ou indirect, du cohabitant de fait qui se serait engagé comme caution.
Zoals in B.11 is aangegeven, doet de feitelijke samenwoning juridisch gezien immers geen enkele vorm van vermogensrechtelijke solidariteit van de partners ontstaan, zodat niet kan worden aangenomen dat die feitelijke situatie als dusdanig een rechtstreeks of onrechtstreeks economisch belang van de feitelijk samenwonende die zich borg zou hebben gesteld, met zich meebrengt.